Artikel 8:119

1. De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. Hoofdstuk 6, titel 8.1, met uitzondering van afdeling 8.1.1 en artikel 8:13, titel 8.2, met uitzondering van artikel 8:41, tweede lid, titel 8.3 en titel 8.5, met uitzondering van artikel 8:109, zijn voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.
3. Het griffierecht is gelijk aan het griffierecht dat ten tijde van de indiening van het verzoek verschuldigd zou zijn geweest voor het beroep of hoger beroep dat heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd.
4. Indien de uitspraak wordt herzien, betaalt de griffier het griffierecht terug.

 

Dit artikel is met ingang van 1 januari 1994 ingevoerd bij wet van 16 december 1993 Stb 650 (wetsvoorstel 22 495)

[bron: PG Awb II, p. 515-516]

Tekst RvS = VvW, behoudens lid 1, onderdeel b, dat in de Tekst RvS luidde: bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren, en

Advies RvS

De Raad acht het in artikel 8.4.1., eerste lid, onder b, bepaalde niet toereikend en beveelt aan dit onderdeel ook te betrekken op feiten of omstandigheden die voor de uitspraak bij de indiener van het verzoekschrift bekend konden zijn.

Nader rapport

De aanbevelingen van de Raad zijn overgenomen.

Voorstel van wet [8.4.1]

1. De rechtbank kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden voor de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift voor de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de rechtbank eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. De hoofdstukken 6 en 8 zijn voor zoveel nodig van overeenkomstige toepassing.

Eindverslag

De leden van de CDA-fractie concludeerden dat waar het gaat om na de uitspraak opgekomen feiten alleen aan het bestuursorgaan kan worden gevraagd om de genomen beslissing terug te draaien of aan te passen. Zagen deze leden het goed dat, als het bestuursorgaan dat weigert, er geen mogelijkheid tot herziening bij de rechtbank is of is het zo dat er dan een nieuw besluit is ontstaan?

Nota naar aanleiding van het eindverslag

De conclusie van de leden van de CDA-fractie, dat waar het gaat om na de uitspraak opgekomen feiten alleen aan het bestuursorgaan kan worden gevraagd om terug te komen op de eerder genomen beslissing, is juist. Indien het bestuursorgaan na een verzoek daartoe weigert om op de rechtens onaantastbaar geworden beslissing terug te komen, is deze weigering vatbaar voor bezwaar en beroep.

Tweede nota van wijziging

Artikel 8.4.1, tweede lid, komt te luiden:
2. Hoofdstuk 6 en de titels 8.2 en 8.3 zijn voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.

Toelichting Tweede NvW
Bij nader inzien dienen van hoofdstuk 8 uitsluitend de titels 8.2 en 8.3 van overeenkomstige toepassing te worden verklaard op de herziening. Titel 8.1 geldt immers als zodanig reeds voor het gehele hoofdstuk 8, dus voor de titels 8.2, 8.3 en 8.4. Om die reden zijn in de titels 8.2 en 8.3 ook geen bepalingen van titel 8.1 van overeenkomstige toepassing verklaard. Het van overeenkomstige toepassing verklaren van titel 8.4 is zinledig, aangezien deze titel nu juist betrekking heeft op de herziening.
Wij maken van de gelegenheid gebruik het toepassingsbereik van hoofdstuk 6 nog eens uiteen te zetten. Op grond van artikel 6:1 is dit hoofdstuk van toepassing indien is voorzien in de mogelijkheid van bezwaar en beroep. Onder beroep wordt niet verstaan, zo blijkt uit artikel 6:24, eerste lid, de procedure in hoger beroep en in cassatie. Op blz. 43 van de nota naar aanleiding van het eindverslag gaven wij aan, dat ook het verzet, de voorlopige voorziening en de herziening als sequelen van het primaire (hoger) beroep niet onder het toepassingsbereik van hoofdstuk 6 vallen. Om die reden dient hoofdstuk 6 – voor zover nodig – ­van overeenkomstige toepassing verklaard te worden op afdeling 8.2.4 en de titels 8.3 en 8.4.

Dit artikel is met ingang van 1 januari 2012 vernummerd van 8:88 naar 8:119 en gewijzigd bij wet van 20 december 2012, Stb. 2012, 682 (Wet aanpassing bestuursprocesrecht; kamerstukken 32 450)

[Eindtekst] Artikel 8:119 (nieuw) wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «rechtbank» telkens vervangen door: bestuursrechter.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Hoofdstuk 6, titel 8.1, met uitzondering van afdeling 8.1.1 en artikel 8:13, titel 8.2, met uitzondering van artikel 8:41, tweede lid, titel 8.3 en titel 8.5, met uitzondering van artikel 8:109, zijn voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. Het griffierecht is gelijk aan het griffierecht dat ten tijde van de indiening van het verzoek verschuldigd zou zijn geweest voor het beroep of hoger beroep dat heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd.
4. Indien de uitspraak wordt herzien, betaalt de griffier het griffierecht terug.

Voorontwerp

Artikel 8:104(nieuw) wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt “rechtbank” telkens vervangen door: bestuursrechter.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Hoofdstuk 6, titel 8.1, met uitzondering van afdeling 8.1.1 en artikel 8:13, titel 8.2, met uitzondering van artikel 8:41, tweede lid, titel 8.3 en artikel 8:96 zijn voorzover nodig van overeenkomstige toepassing.
3. Toegevoegd worden twee leden, luidende:
3. Van de indiener van een verzoek om herziening wordt door de griffier een griffierecht geheven. Dit griffierecht is gelijk aan het griffierecht dat ten tijde van de indiening van het verzoek verschuldigd zou zijn geweest in de zaak, waarop de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd, betrekking heeft.
4. Indien de uitspraak wordt herzien, betaalt de griffier het griffierecht terug.

Voorstel van wet

Artikel 8:119 (nieuw) wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt “rechtbank” telkens vervangen door: bestuursrechter.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Hoofdstuk 6, titel 8.1, met uitzondering van afdeling 8.1.1 en artikel 8:13, titel 8.2, met uitzondering van artikel 8:41, tweede lid, en titel 8.3 zijn voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. Het griffierecht is gelijk aan het griffierecht dat ten tijde van de indiening van het verzoek verschuldigd zou zijn geweest voor het beroep of hoger beroep dat heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd.
4. Indien de uitspraak wordt herzien, betaalt de griffier het griffierecht terug.

Memorie van toelichting

Artikel 8:119, inzake herziening, is in de eerste plaats technisch aangepast aan de nieuwe terminologie en systematiek. Tevens is geregeld dat voor een verzoek tot herziening een griffierecht wordt geheven, gelijk aan griffierecht dat ten tijde van het indiening van het verzoek verschuldigd zou zijn geweest in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd , alsmede dat dit griffierecht door de griffier wordt terugbetaald als de uitspraak daadwerkelijk wordt herzien.

Tweede nota van wijziging

In onderdeel UUUU (artikel 8:119), onder 2, wordt “en titel 8.3” vervangen door: titel 8.3 en titel 8.5, met uitzondering van artikel 8:109,.

[…] Artikel I, onder K, van wetsvoorstel 32 621 (nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten) bevat een wijziging van het toekomstige artikel 8:119 (het huidige artikel 8:88, over herziening) die om wetstechnische redenen beter kan worden opgenomen in het onderhavige wetsvoorstel

Dit artikel is met ingang van […] vernummerd en gewijzigd bij wet van […]. Stb. […](Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten; kamerstukken 32 621)
Voorstel van wet

Artikel 8:119 wordt als volgt gewijzigd:
In het tweede lid wordt “8.2 en 8.3” vervangen door: 8.2, 8.3 en 8.5.

Memorie van toelichting

[32 621, p.54]

Het karakter van de schadeverzoekschriftprocedure van titel 8.4 waarvan de voorschotregeling deel uitmaakt, brengt met zich dat de burgerlijke rechter een benadeelde die een bestuursrechtelijke schadeverzoekschriftprocedure aanhangig heeft gemaakt dan ook niet-ontvankelijk dient te verklaren indien hij in een kort-gedingprocedure vraagt om een voorschot. Dit geldt niet in de zaken bedoeld in artikel 8:89, tweede lid. Bij deze kleinere schadezaken heeft de burgerlijke rechter altijd een aanvullende competentie. Het ligt echter voor de hand dat als er eenmaal gekozen is om naar de bestuursrechter te gaan, ook een eventueel verzoek om voorlopige voorziening bij de bestuursrechter wordt gedaan. Voor de goede orde zij opgemerkt dat artikel 8:119 eveneens van toepassing is op uitspraken over schadeverzoeken op grond van deze titel. Het was niet nodig dit in artikel 8:94 te bepalen aangezien het reeds rechtstreeks uit artikel 8:119 volgt.

Share This