Artikel 9:18

1. Een ieder heeft het recht de ombudsman schriftelijk te verzoeken een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem of een ander heeft gedragen.

2. Indien het verzoekschrift bij een onbevoegde ombudsman wordt ingediend, wordt het, nadat daarop de datum van ontvangst is aangetekend, zo spoedig mogelijk doorgezonden aan de bevoegde ombudsman, onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de verzoeker.

3. De ombudsman is verplicht aan een verzoek als bedoeld in het eerste lid gevolg te geven, tenzij artikel 9:22, 9:23 of 9:24 van toepassing is.

 

Dit artikel is met ingang van 15 maart 2005 ingevoerd bij wet van 3 februari 2005 Stb. 71 (wetsvoorstel 28 747)

VO [9.2.1.2]=VvW, behoudens lid 3 dat in het VO luidde:
3. Artikel 2:3, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

VvW=Eindtekst

Memorie van toelichting

In dit artikel wordt het recht van een ieder vastgelegd om bij een ombudsman een verzoek in te dienen om een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenheid heeft gedragen. Deze bepaling is overgenomen uit de WNo (artikel 12, eerste lid, oud). Zij ziet in dit wetsvoorstel op zowel de Nationale ombudsman als op de lokale ombudsman. De klacht die bij een ombudsman wordt ingediend, moet gaan over de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenheid jegens de verzoeker of een ander heeft gedragen. Onder een dergelijke aangelegenheid wordt tevens begrepen de wijze waarop de interne klachtbehandeling door het bestuursorgaan op grond van titel 9.1 heeft plaatsgevonden. Voor de volledigheid wijzen wij er op dat een gedraging ook een nalaten kan zijn. Evenals in artikel 12, eerste lid, van de WNo (oud) ziet «hem of een ander» op natuurlijke personen of rechtspersonen.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat verzoekschriften die bij een onbevoegde ombudsman worden ingediend, door deze worden doorgezonden aan de klachtinstantie die wel bevoegd is. Aansluitend regelt het derde lid dat in het verkeer met een ombudsman vertegenwoordiging en bijstand mogelijk is. Vertegenwoordiging is uiteraard niet mogelijk wanneer de ombudsman de persoonlijke verschijning heeft gelast.
In het derde lid is een soortgelijke bepaling als artikel 12, vijfde lid, van de WNo (oud) opgenomen. Tegenover het recht van een ieder om bij de ombudsman een verzoek in te dienen, staat de plicht van de ombudsman om aan dat verzoek gevolg te geven, tenzij een onbevoegdheidsgrond aan de orde is (artikel 9:22) of de ombudsman volgens artikel 9:23 of 9:24 wel bevoegd maar niet verplicht is een verzoek te behandelen.

 

Share This