Artikel 9:36

1. Wanneer een onderzoek is afgesloten, stelt de ombudsman een rapport op, waarin hij zijn bevindingen en zijn oordeel weergeeft. Hij neemt daarbij artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur in acht.
2. Indien naar het oordeel van de ombudsman de gedraging niet behoorlijk is, vermeldt hij in het rapport welk vereiste van behoorlijkheid geschonden is.
3. De ombudsman zendt zijn rapport aan het betrokken bestuursorgaan, alsmede aan de verzoeker en aan degene op wiens gedraging het verzoek betrekking heeft.
4. Indien de ombudsman aan het bestuursorgaan een aanbeveling doet als bedoeld in artikel 9:27, derde lid, deelt het bestuursorgaan binnen een redelijke termijn aan de ombudsman mee op welke wijze aan de aanbeveling gevolg zal worden gegeven. Indien het bestuursorgaan overweegt de aanbeveling niet op te volgen, deelt het dat met redenen omkleed aan de ombudsman mee.
5. De ombudsman geeft aan een ieder die daarom verzoekt, afschrift of uittreksel van een rapport als bedoeld in het eerste lid. Met betrekking tot de daarvoor in rekening te brengen vergoedingen en met betrekking tot kosteloze verstrekking is het bepaalde bij en krachtens de Wet griffierechten burgerlijke zaken van overeenkomstige toepassing. Tevens legt hij een zodanig rapport ter inzage op een door hem aan te wijzen plaats.

 

Dit artikel is met ingang van 15 maart 2005 ingevoerd bij wet van 3 februari 2005 Stb. 71 (wetsvoorstel 28 747)
Voorontwerp

Artikel 9.2.3.11 (9:37)
1. Wanneer een onderzoek is afgesloten, stelt de ombudsman een rapport op, waarin hij zijn bevindingen en zijn oordeel weergeeft. Hij neemt daarbij artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur in acht.
2. Indien naar het oordeel van de ombudsman de gedraging niet behoorlijk is vermeldt hij in het rapport welke behoorlijkheidsnorm geschonden is.
3. De ombudsman zendt zijn rapport aan het betrokken bestuursorgaan alsmede, in het in artikel 9.2.1.2, eerste lid, bedoelde geval, aan de verzoeker en aan degene op wiens gedraging het verzoek betrekking heeft.
4. De ombudsman geeft aan een ieder die daarom verzoekt afschrift of uittreksel van een rapport als bedoeld in het eerste lid. Met betrekking tot de daarvoor in rekening te brengen vergoedingen en met betrekking tot kosteloze verstrekking is het bepaalde bij of krachtens de Wet tarieven in burgerlijke zaken van overeenkomstige toepassing. Tevens legt hij een zodanig rapport ter inzage op een door hem aan te wijzen plaats.
5. Voor het overige is op de ombudsman en een ieder die betrokken is bij de uitvoering van zijn taak artikel 2:5 van overeenkomstige toepassing.

VvW = Eindtekst

Memorie van toelichting

Na afsluiting van het onderzoek moet de klachtinstantie een rapport met haar bevindingen en oordeel opstellen en ervoor zorg dragen dat dit naar de betrokkenen wordt verzonden. Artikel 27 van de WNo (oud) heeft hiermee een plaats gekregen in de Awb.
In de algemene toelichting is reeds uitvoerig ingegaan op de motiveringsplicht die wordt voorgesteld in het tweede lid. Deze bepaling is nieuw in vergelijking met artikel 27 van de WNo(oud). Nieuw is bovendien de verplichting voor het bestuursorgaan, neergelegd in het vierde lid, om te reageren op een aanbeveling van de ombudsman.

Nota naar aanleising van het verslag

Het antwoord op de vraag van de leden van de SGP-fractie of bewust gekozen is voor de formulering «binnen een redelijke termijn» in artikel 9:36, vierde lid, Awb moet bevestigend luiden. Anders dan bij de termijnen gedurende het onderzoek, gaat het hier niet meer om het verstrekken van informatie ten behoeve van het door de ombudsman in te stellen onderzoek, maar om het beslissen over naar aanleiding van het onderzoek te nemen maatregelen door het betrokken bestuursorgaan en soms ook door of met anderen. De ombudsman zal over het algemeen moeilijk kunnen taxeren hoeveel tijd dat vergt, en ook het bestuursorgaan zal dat lang niet in alle gevallen vooraf kunnen aangeven. Met de term «redelijke termijn» wordt aangegeven dat men dit met de nodige voortvarendheid dient op te pakken. In voorkomend geval zal de ombudsman overigens het zijns inziens gewenste tempo kunnen opnemen in de aanbevelingen die hij doet. Zijn eventuele uitspraken daarover delen dan in het karakter van die aanbevelingen. Dat betekent dat zij niet bindend zijn, maar dat strookt in onze ogen ook met de positie van de ombudsman.

Dit artikel is met ingang van […] gewijzigd bij wet van […] Stb. […] (Nieuwe Wet openbaarheid van bestuur; kamerstukken 33 328)
Voorstel van wet

Artikel 9:36 van de Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt: «Hij neemt daarbij artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur in acht.»
2. Het vijfde lid vervalt.

Share This